Welkom en mededelingen

Aanvangslied Psalm 68: 7 ‘ God zij geprezen met ontzag’
7 God zij geprezen met ontzag.
Hij draagt ons leven dag aan dag,
zijn naam is onze vrede.
Hij is het die ons heeft gered,
die ons in ruimte heeft gezet
en leidt met vaste schreden.
Hij die het licht roept in de nacht,
Hij heeft ons heil teweeggebracht,
dat wordt ons niet ontnomen.
Hij droeg ons door de diepte heen,
de Here Here doet alleen
ons aan de dood ontkomen.

Stil gebed

Votum en groet

Regelgeving en genadewoord


Wees niet verdrietig. Want de leeuw uit de stam Juda, de telg van David, heeft de overwinning behaald.

Tekst van de maand:Openbaring 5: 5b

Lied Hemelhoog 2 Welzalig de man die niet wandelt….
Welzalig de man, die niet wandelt
In de raad der goddelozen.
Die niet staat op de weg der zondaars,
Noch zit in de kring der spotters,
Maar aan des Heren wet
Zijn welgevallen heeft.
En diens wet overpeinst
Bij dag en bij nacht.
Want hij is als een boom
Geplant aan waterstromen.
Die zijn vrucht geeft op tijd,
Welks loof niet verwelkt, alles gelukt.

Gebed om de opening van het Woord

Schriftlezing – Ruth 2: 1-13 HSV
Ruth op de akker van Boaz
1Nu had Naomi een bloedverwant van de kant van haar man, een zeer vermogend man, uit het geslacht van Elimelech, en zijn naam was Boaz. 2Ruth, de Moabitische, zei tegen Naomi: Laat mij toch naar de akker gaan en aren rapen achter hem in wiens ogen ik genade zal vinden. En zij zei tegen haar: Ga, mijn dochter. 3Daarop ging zij op weg, kwam op de akker en raapte aren achter de maaiers. En het overkwam haar dat zij op een deel van de akker van Boaz terechtkwam, die uit het geslacht van Elimelech was.
4En zie, Boaz kwam uit Bethlehem, en zei tegen de maaiers: De HEERE zij met u! En zij zeiden tegen hem: De HEERE zegene u! 5Daarop zei Boaz tegen zijn knecht die over de maaiers aangesteld was: Wie behoort deze jonge vrouw toe? 6De knecht die over de maaiers aangesteld was, antwoordde en zei: Dat is de Moabitische jonge vrouw die met Naomi teruggekeerd is uit het land Moab. 7Zij zei: Laat mij toch aren rapen en verzamelen tussen de schoven, achter de maaiers. Zo is zij gekomen en zij is gebleven van vanmorgen af tot nu toe. Zij heeft bijna niet binnen gezeten. 8Toen zei Boaz tegen Ruth: U hebt het gehoord, nietwaar, mijn dochter? Ga niet op een andere akker aren rapen. Ook moet u hier niet weggaan, maar u moet dicht bij de meisjes blijven die voor mij werken. 9Uw ogen moeten op de akker gericht zijn die zij aan het maaien zijn en u moet achter hen aan gaan. Heb ik de knechten niet geboden dat zij u niet aanraken? Als u dorst hebt, mag u naar de watervaten gaan en drinken van wat de knechten zullen scheppen. 10Toen wierp zij zich met het gezicht ter aarde, boog zich naar de grond en zei tegen hem: Waarom heb ik genade gevonden in uw ogen, dat u naar mij omziet, terwijl ik een buitenlandse ben? 11Boaz antwoordde en zei tegen haar: Het is mij allemaal verteld, alles wat u na de dood van uw man voor uw schoonmoeder gedaan hebt, en hoe u uw vader en uw moeder en uw geboorteland hebt verlaten en naar een volk bent gegaan dat u voorheen niet kende. 12Moge de HEERE uw daad vergelden, en moge uw loon volkomen zijn van de HEERE, de God van Israël, onder Wiens vleugels u gekomen bent om toevlucht te nemen. 13En zij zei: Laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer, want u hebt mij getroost en u hebt naar het hart van uw dienares gesproken, hoewel ik niet ben als een van uw dienaressen.

Lied Hemelhoog 304 Ik wil zingen van mijn Heiland
Ik wil zingen van mijn Heiland,
van zijn liefde, wondergroot,
die Zichzelve gaf aan ‘t kruishout
en mij redde van de dood.
Refrein:
Zing, o zing van mijn Verlosser,
met zijn bloed kocht Hij ook mij.
Aan het kruis schonk Hij genade,
droeg mijn schuld en ik was vrij.

‘k Wil het wonder gaan verhalen,
hoe Hij op Zich nam mijn straf.
Hoe in liefde en genade,
Hij ‘t rantsoen gewillig gaf.
Refrein:
Zing, o zing van mijn Verlosser,
met zijn bloed kocht Hij ook mij.
Aan het kruis schonk Hij genade,
droeg mijn schuld en ik was vrij.

‘k Wil mijn dierb’re Heiland prijzen,
spreken van zijn grote kracht.
Hij kan overwinning geven
over zond’ en satans macht.
Refrein:
Zing, o zing van mijn Verlosser,
met zijn bloed kocht Hij ook mij.
Aan het kruis schonk Hij genade,
droeg mijn schuld en ik was vrij.

Ik wil zingen van mijn Heiland,
hoe Hij smarten leed en pijn,
om mij ‘t leven weer te geven,
eeuwig eens bij Hem te zijn.
Refrein:
Zing, o zing van mijn Verlosser,
met zijn bloed kocht Hij ook mij.
Aan het kruis schonk Hij genade,
droeg mijn schuld en ik was vrij.

Preek Thema: ‘Pas bekeerd, een aangenomen dochter of een verloren ziel?’

Lied HH 336 Groot is Uw trouw
Groot is uw trouw, o Heer,
Mijn God en Vader.
Er is geen schaduw van omkeer bij U.
Ben ik ontrouw, Gij blijft immer Dezelfde
Die Gij steeds waart,
Dat bewijst Gij ook nu.
Refrein:
Groot is uw trouw, o Heer,
Groot is uw trouw, o Heer,
Iedere morgen aan mij weer betoond.
Al wat ik nodig had, hebt Gij gegeven.
Groot is uw trouw, o Heer,
Aan mij betoond.

Gebeden

Intro Alpha-cursus

Collecte aankondiging

Lied Gezang 293 Wat de toekomst brenge moge
1 Wat de toekomst brengen moge,
mij geleidt des Heren hand;
moedig sla ik dus de ogen
naar het onbekende land.
Leer mij volgen zonder vragen;
Vader, wat Gij doet is goed!
Leer mij slechts het heden dragen
met een rustig, kalme moed!

2 Heer, ik wil uw liefde loven,
al begrijpt mijn ziel U niet.
Zalig hij, die durft geloven,
ook wanneer het oog niet ziet.
Schijnen mij uw wegen duister,
zie, ik vraag U niet: waarom?
Eenmaal zie ik al uw luister,
als ik in uw hemel kom!

3 Laat mij niet mijn lot beslissen:
zo ik mocht ik durfde niet.
Ach, hoe zou ik mij vergissen,
als Gij mij de keuze liet!
Wil mij als een kind behand’len,
dat alleen de weg niet vindt:
neem mijn hand in uwe handen
en geleid mij als een kind.

4 Waar de weg mij brengen moge,
aan des Vaders trouwe hand,
loop ik met gesloten ogen
naar het onbekende land.

Zegen

Last modified: 10 juli 2021