Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel (381)
Het begin van de wereldkerk ligt in de komst van Christus. Hij is gekomen om de weg naar het koninkrijk van God te ontsluiten. Hij is het Lam Gods dat de zonde der wereld wegdraagt. Bij Christus’ komst schemerde al door dat Hij niet alleen Israël maar ook de andere volkeren in Zijn koninkrijk wilde hebben. Toen de Heilige Geest met Pinksteren werd uitgestort, werd dat nog sterker zichtbaar. Door Christus en de Geest krijgen we deel aan het heil van Israëls God. In haar geloven en belijden is onze gemeente verbonden met die wereldwijde gemeenschap van de kerk en weet zij zich onlosmakelijk verbonden met Israël.
We staan als Hervormde Gemeente Loosdrecht, onderdeel van de PKN, in de protestantse traditie. Dat wil zeggen dat we de Bijbel als bron en norm voor het geloof aanvaarden. De bron van het geloof: door persoonlijke en gemeenschappelijke omgang met de Schriften voeden we ons met de woorden van God. Zonder de Heilige Schrift zou ons geloof en leven verdorren en verkommeren. De norm van het geloof: we laten ons door de Heilige Schrift corrigeren en op de goede weg brengen. Wij wijzen af wat de Bijbel weerspreekt. Dat is geen gemakkelijke opgave, daarvoor is een voortdurend luisteren nodig. We worden aangesproken door het woord dat God zelf tot Israël en ons sprak: ”Hoor, Israël!”
In Loosdrecht willen we gemeente zijn in verbondenheid met de wereldkerk. Wij willen met geloof en gedrag uiting geven aan onze overtuiging. De gemeente is de plek waar wij God aanbidden en loven, naar zijn woorden luisteren, ons laten inspireren om het goede te doen. Wij werken eraan om het heil dat ons geschonken is, over te dragen op onze jongeren en de mensen om onze heen. We verlangen ernaar om het evangelie door te geven aan onze omgeving die van het evangelie is vervreemd. Wij zijn gemeente omdat we niet op onszelf kunnen geloven. We hebben de Geest nodig en elkaar om wat ons gegeven is, vast te houden en door te geven.
Nadat de farizeeën hadden vernomen dat hij de sadduceeën tot zwijgen had gebracht, kwamen ze bij elkaar. Om hem op de proef te stellen vroeg een van hen, een wetgeleerde: ‘Meester, wat is het grootste gebod in de wet?’ Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’