Stilte

Orgel

Thema: Jezus voor de stadhouder

Inleiding op het thema

Zingen Psalm 2: 1 en 4
1 Wat drijft de volken, wat bezielt ze toch?
Wat is de waanzin toch die zij beramen?
De groten staan gewapend tot de slag,
de machtigen der wereld spannen samen.
’t Is tegen het gezag van God de Here
en tegen zijn gezalfde vorst gericht:
“Komt”, zeggen zij, “laat ons hun banden scheuren,
tot alle macht in onze handen ligt”!

4 O machtigen, o koningen, weest wijs.
Laat u gezeggen, rechters zonder rede.
Vreest God den Heer en dient Hem naar zijn eis,
verheugd u bevend, zoekt bij Hem uw vrede.
Kust toch de zoon, opdat gij niet te gronde
gaat op uw weg. Te licht wordt hij getart
en kan zijn gramschap tegen u ontbranden.
Maar zalig zijn die schuilen aan zijn hart.

Schriftlezing Jesaja 42: 1-9
1Hier is mijn dienaar, hem zal ik steunen, hij is mijn uitverkorene, in hem vind ik vreugde, ik heb hem met mijn geest vervuld. Hij zal alle volken het recht doen kennen. 2Hij schreeuwt niet, hij verheft zijn stem niet, hij roept niet luidkeels in het openbaar; 3het geknakte riet breekt hij niet af, de kwijnende vlam zal hij niet doven. Het recht zal hij zuiver doen kennen. 4Ongebroken en vol vuur zal hij het recht op aarde vestigen; de eilanden zien naar zijn onderricht uit. 5Dit zegt God, de HEER, die de hemel heeft geschapen en uitgespannen, die de aarde heeft uitgehamerd met alles wat zij voortbrengt, die de mensen op aarde levensadem geeft, en levensgeest aan allen die daar verkeren: 6In gerechtigheid heb ik, de HEER, jou geroepen. Ik zal je bij de hand nemen en je behoeden, ik neem je in dienst voor mijn verbond met de mensen en maak je tot een licht voor alle volken, 7om blinden de ogen te openen, om gevangenen te bevrijden uit de kerker, wie in het duister zitten uit de gevangenis. 8Ik ben de HEER, dat is mijn naam. Ik deel mijn majesteit niet met een ander, noch de lof die mij toekomt met een beeld. 9Wat eertijds werd voorzegd, is nu vervuld en ik kondig jullie nieuwe dingen aan, nog voor ze ontkiemen zal ik ze openbaren.

Zingen Gezang 173: 1 en 2
1 Alles wat over ons geschreven is
gaat Gij volbrengen deze laatste dagen,
alle geboden worden thans voldragen,
alle beproeving van de wildernis.

2 Gods schepping die voor ons gesloten bleef
ontsluit Gij weer, Gij opent onze harten,
die Zoon van David zijt en Man van Smarte,
Koning der Joden die de dood verdreef.

Schriftlezing Johannes 18: 28-40
28Jezus werd van Kajafas naar het pretorium gebracht. Het was nog vroeg in de morgen. Zelf gingen ze niet naar binnen, om zich niet te verontreinigen voor het pesachmaal. 29Daarom kwam Pilatus naar buiten en vroeg: ‘Waarvan beschuldigt u deze man?’ 30Ze antwoordden: ‘Als hij geen misdadiger was, zouden we hem niet aan u uitgeleverd hebben.’ 31Pilatus zei: ‘Neem hem dan mee, en veroordeel hem volgens uw eigen wet.’ Maar de Joden wierpen tegen: ‘Wij hebben het recht niet om iemand ter dood te brengen.’ 32Zo ging de uitspraak van Jezus in vervulling waarin hij aanduidde welke dood hij sterven zou. 33Nu ging Pilatus het pretorium weer in. Hij liet Jezus bij zich komen en vroeg hem: ‘Bent u de koning van de Joden?’ 34Jezus antwoordde: ‘Vraagt u dit uit uzelf of hebben anderen dit over mij gezegd?’ 35‘Ik ben toch geen Jood,’ antwoordde Pilatus. ‘Uw volk en uw hogepriesters hebben u aan mij uitgeleverd – wat hebt u gedaan?’ 36Jezus antwoordde: ‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat ik aan de Joden werd uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier.’ 37Pilatus zei: ‘U bent dus koning?’ ‘U zegt dat ik koning ben,’ zei Jezus. ‘Ik ben geboren en naar de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen, en ieder die de waarheid is toegedaan, luistert naar wat ik zeg.’ 38Hierop zei Pilatus: ‘Maar wat is waarheid?’ Na deze woorden ging hij weer naar de Joden buiten. ‘Ik heb geen schuld in hem gevonden,’ zei hij. 39‘Maar het is bij u gebruikelijk dat ik met Pesach iemand vrijlaat – wilt u dat ik de koning van de Joden vrijlaat?’ 40Toen begon iedereen te schreeuwen: ‘Hem niet, maar Barabbas!’ Barabbas was een misdadiger.

Zingen Psalm 109: 1 en 2
1 God die ik loof te allen tijde,
zwijg niet, kom haastig tussenbeide.
De haat verheft zich allerwege,
om leugens is geen mens verlegen.
De goddeloze roert de mond,
staat mij naar ’t leven zonder grond.

2 Ik heb mijn liefde hun gegeven,
geheel mijn hart, geheel mijn leven,
hoewel zij met verraad mij lonen.
Ik bid voor allen die mij honen,
ik zegen ieder die mij haat,
maar zij vergelden goed met kwaad.

Stilte

Orgel

Gebed

Zingen Gezang 177: 1, 3 en 7
1 Leer mij, o Heer, uw lijden recht betrachten,
in deze zee verzinken mijn gedachten:
o liefde die, om zondaars te bevrijden,
zo zwaar moest lijden.

2 ‘k Zie U, God zelf, in eeuwigheid geprezen,
tot in de dood als mens gehoorzaam wezen,
in onze plaats gemarteld en geslagen,
de zonde dragen.

3 O allerheiligst, onuitspreeklijk wonder:
de Rechter zelf gaat aan het recht ten onder.
O wreed geding; wie kan geheel doorgronden
de vloek der zonden.

7 Laat mij, o Heer, uw wond’re wijsheid prijzen,
dwaasheid en ergernis voor wereldwijzen,
laat mij uw kruis dat sterken zwakheid noemen
als sterkte roemen.

Zegen

We verlaten in stilte de kerk

Last modified: 29 maart 2021