WELKOM EN MEDEDELINGEN

Intochtslied Gezang 429: 1 en 3
1 Wie maar de goede God laat zorgen
en op Hem hoopt in ’t bangst gevaar,
is bij Hem veilig en geborgen,
die redt Hij godlijk, wonderbaar:
wie op de hoge God vertrouwt,
heeft zeker op geen zand gebouwd.

3 Treed vrolijk voort op ’s Heren wegen,
neemt zijn gebod getrouw in acht.
’t Wordt eind’lijk alles u ten zegen,
wanneer gij daarop biddend wacht.
En wie gelovig op Hem ziet,
weet zeker, Hij verlaat ons niet.

Stil gebed – Votum – Groet

Thema Dankdag voor gewas en arbeid

Zingen Psalm 67: 1 en 3
1 God zij ons gunstig en genadig.
Hij schenke ons ’t gezegend licht
dat overvloedig en gestadig
straalt van zijn heilig aangezicht;
opdat hier op aarde
elk uw weg aanvaarde
en tot U zich wend ‘,
zo, dat allerwegen
ieder volk de zegen
van uw heil erkent.

3 De aarde heeft de vrucht gegeven,
die door de hemel werd verwekt,
en uit haar schoot ontspruit nieuw leven
waar God zijn hand houdt uitgestrekt.
God is ons genegen,
onze God geeft zegen,
Hij die alles geeft,
Hij zal zijn geprezen,
Hem zal alles vrezen
wat op aarde leeft.

Geloofsbelijdenis

Zingen Psalm 136: 1, 2 en 3
1 Looft den Heer, want Hij is goed,
trouw in alles wat Hij doet.
Want zijn goedertierenheid
zal bestaan in eeuwigheid.

2 Geeft den God der goden eer,
jubelt voor der heren Heer.
Hij doet wondren, Hij alleen
trouw door alle tijden heen.

3 Looft Hem die de hemel schiep,
zijn verstand is grond’loos diep.
Hij bereidde zee en land.
Eeuwig houdt zijn liefde stand.

Gebed

Bijbellezing Handelingen 27:14-44
14Maar al spoedig stak er een hevige aflandige wind op, die Eurakylon wordt genoemd. 15Omdat het schip werd meegesleurd en we geen kans zagen bij te draaien, gaven we onze pogingen op en lieten ons meedrijven. 16Toen we onder de lij van het eilandje Kauda kwamen, lukte het ons met de nodige moeite om de sloep langszij te krijgen. 17De bemanning hees de sloep omhoog en verstevigde bij wijze van veiligheidsmaatregel de romp van het schip met touwen. Uit angst om in de Syrte aan de grond te lopen, wierpen ze het drijfanker uit en lieten het schip drijven. 18Het geweld van de storm was zo groot dat ze de volgende dag een deel van de lading overboord gooiden, 19en de dag daarna wierpen ze zelfs de scheepsuitrusting in zee. 20Dagenlang waren de zon noch de sterren te zien en bleef de storm in alle hevigheid woeden, zodat we ten slotte elke hoop op redding verloren. 21Al geruime tijd had niemand aan boord nog iets gegeten. Toen sprak Paulus de opvarenden als volgt toe: ‘Had maar naar mij geluisterd, dan waren we op Kreta gebleven. Dan waren ons deze moeilijkheden bespaard gebleven en was er niets verloren gegaan. 22Maar toch roep ik jullie op om moed te houden, want niemand van jullie zal omkomen, alleen het schip zal verloren gaan. 23De afgelopen nacht werd ik namelijk bezocht door een engel van de God aan wie ik toebehoor en die ik dien. 24Hij zei: “Wees niet bang, Paulus, je moet voor de keizer verschijnen, en daarom heeft God je in zijn goedheid het leven van alle opvarenden geschonken.” 25Houd dus moed, mannen, want ik stel vertrouwen in God en verwacht dat het zo zal gaan als me gezegd is. 26We zullen stranden op een of ander eiland.’ 27Toen de veertiende nacht aanbrak, waren we nog steeds op drift in de Adriatische Zee. Omstreeks middernacht vermoedde de bemanning dat we land naderden. 28Ze gooiden het dieplood uit en peilden twintig vadem, en na even gewacht te hebben gooiden ze het lood nog eens uit en peilden toen vijftien vadem. 29Uit angst om op een klip te lopen, wierpen ze van de achtersteven vier ankers uit en baden dat het dag mocht worden. 30Maar toen de bemanning het schip wilde verlaten en de sloep te water liet onder het mom dat ze ook boegankers wilden uitbrengen, 31zei Paulus tegen de centurio en de soldaten: ‘Als zij niet aan boord blijven, kunnen jullie niet worden gered.’ 32Daarop kapten de soldaten de touwen van de sloep en lieten hem in zee vallen. 33Kort voor het aanbreken van de dag spoorde Paulus iedereen aan om iets te eten. Hij zei: ‘Jullie wachten nu al veertien dagen af, zonder ook maar iets gegeten te hebben. 34Ik raad jullie aan om nu iets te eten, want dat zal bijdragen tot jullie redding; niemand van jullie zal een haar worden gekrenkt.’ 35Toen hij dat gezegd had, nam hij een stuk brood, dankte God in aanwezigheid van allen, brak het brood en begon te eten. 36Dat gaf de anderen moed, zodat ook zij gingen eten. 37In totaal waren we met tweehonderdzesenzeventig mensen aan boord. 38Nadat iedereen genoeg had gegeten, maakten ze het schip lichter door het graan overboord te gooien. 39Toen het licht werd, herkenden ze de kust niet, maar ze zagen een baai met een strand en besloten een poging te doen om het schip daar aan de grond te zetten. 40Ze maakten de ankers los en gaven ze prijs aan de zee, en tegelijkertijd haalden ze de riemen weg waarmee het dubbelroer vastzat. Toen hesen ze het voorzeil en hielden voor de wind aan op het strand. 41Ze stootten echter op een zandbank, en daar liep het schip aan de grond. De boeg kwam onbeweeglijk vast te zitten, en door het geweld van de golven begon de achtersteven te breken. 42De soldaten vatten het plan op om de gevangenen te doden, zodat niemand zwemmend zou kunnen vluchten. 43Maar de centurio, die wilde dat Paulus in leven bleef, verijdelde hun plan en gaf bevel dat eerst degenen die konden zwemmen overboord moesten springen om aan land te gaan 44en daarna de anderen, op planken of stukken wrakhout. En zo kwamen allen behouden aan wal.

Zingen Psalm 107: 12 en 13
12 Schepen, omhooggedragen
op golfslag van de dood,
zinken terneergeslagen
weer in de waterschoot.
Als zo de storm opsteekt,
hoezeer wordt allerwegen
gebeden en gesmeekt
om Gods reddende zegen!

13 Hun vege levens spaart Hij,
de golven maakt Hij stil.
het stormgeweld bedaart Hij,
het voegt zich naar zijn wil.
Scheepsvolk, heradem weer,
gij kunt aan rust u laven
en dankt nu God den Heer,
Hij leidt u naar de haven.

Verkondiging

Zingen Gezang 467: 1 en 3
1 O eeuw’ge Vader, sterk in macht,
wiens arm betoomt der baren kracht,
die wijst de grond’looz’ oceaan
de hem gestelde perken aan,
o wil verhoren onze bee
voor hen die zijn in nood op zee!

3 O Geest, die op de grote vloed
gelijk een vogel hebt gebroed,
breng Gij ’t geweld der zee tot staan
en laat de mens met vrede gaan.
O wil verhoren onze bee
voor hen, die zijn in nood op zee!

Hemelhoog 552: 1, 2 en 3
Voor al uw goede gaven Heer,
zij U de dank en eer.

Wij danken U voor daag’lijks brood,
kracht en gezondheid, Heer.

Halleluja, halleluja,
Halleluja, Amen.

Gebed

Collecte

Zingen Hemelhoog 548
Breng dank aan de Eeuwige
breng dank aan de Heilige
breng dank aan onze Vader
die ons Jezus zond
Breng dank aan de Eeuwige
breng dank aan de Heilige
breng dank aan onze Vader
die ons Jezus zond

Want nu zegt de zwakke ik ben sterk
zegt de arme
ik ben rijk
om wat de Here heeft gedaan voor ons
Want nu zegt de zwakke ik ben sterk
zegt de arme
ik ben rijk
om wat de Here heeft gedaan voor ons

Zegen

Last modified: 2 november 2020