Welkom en afkondigingen

Intochtslied: psalm 27: 2 en 4 “ Mijn licht, mijn heil is Hij mijn God en Here”
2 Een ding slechts kan ik van den Heer verlangen,
dit ene: dat zijn gunst mij eenmaal geev’
Hem dagelijks te loven met gezangen,
te wonen in zijn huis zo lang ik leef!
Hoe lieflijk straalt zijn schoonheid van omhoog.
Hier weidt mijn ziel met een verwonderd oog,
aanschouwende hoe schoon en zuiver is
zijn licht, verlichtende de duisternis.

4 Zoals Gij eenmaal mijn geroep verhoorde,
zo spreek weer tot uw knecht en geef hem licht.
Mijn hart zegt stil de liefelijke woorden
die Gij eens zeide: “Zoek mijn aangezicht”.
Uw aangezicht, ik wil het zoeken, Heer!
Verberg het niet, beproef mij niet te zeer!
Ik hoop geen heil dan Gij voor mij bewaart,
ik smacht naar ’t uur dat Gij U openbaart!

Stil gebed – votum en groet

Gebed om vergeving en ontferming

Belofte en leefregel

Zingen: Hemelhoog lied 171 “Geprezen zij de Heer die eeuwig leeft”
1 Geprezen zij de Heer die eeuwig leeft,
die vol ontferming ieder troost
en alle schuld vergeeft,
die heel het aards gebeuren vast in handen heeft.
Hem zij de glorie, want Hij die overwon,
zal nooit verlaten wat zijn hand begon.
Halleluja. Geprezen zij het Lam,
dat de schuld der wereld op zich nam.

2 Verdreven is de schaduw van de nacht.
En wie Hem wil aanvaarden
wordt eens veilig thuis gebracht.
Voor hem geldt ook dit wonder: alles is volbracht.
Hem zij de glorie, want Hij die overwon,
zal nooit verlaten wat zijn hand begon.
Halleluja. Geprezen zij het Lam,
dat de schuld der wereld op zich nam.

3 Hij doet ons dankbaar schouwen in het licht,
dat uitstraalt van het kruis,
dat eens voor ons werd opgericht.
En voor ons oog verrijst een heerlijk vergezicht.
Hem zij de glorie, want Hij die overwon,
zal nooit verlaten wat zijn hand begon.
Halleluja. Geprezen zij het Lam,
dat de schuld der wereld op zich nam.

Kindermoment

Lied van de maand psalm 21: 1 en 3 “O Heer, de koning is verheugd”
1 O Heer, de koning is verheugd!
Hij wil uw almacht prijzen,
U juichend dank bewijzen.
Gij schonk hem dapperheid en deugd.
Gij hebt op zijn gebed
hem door uw hulp gered.

3 Al wat de koning had begeerd
van U, o God, was leven;
en Gij hebt hem gegeven
een leven dat de tijd trotseert,
een leven voor altijd
in onvergank’lijkheid.

Gebed om de opening van het Woord

Schriftlezing: Johannes 20: 30, 31
30Jezus heeft nog veel meer wondertekenen voor zijn leerlingen gedaan, die niet in dit boek staan, 31maar deze zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de Messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leeft door zijn naam.

Johannes 21: 1 – 25
1Hierna verscheen Jezus weer aan de leerlingen, nu bij het Meer van Tiberias. Dat gebeurde als volgt. 2Bij het meer waren Simon Petrus en Tomas (dat betekent ‘tweeling’), Natanaël uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs en nog twee andere leerlingen. 3Petrus zei: ‘Ik ga vissen.’ ‘Wij gaan met je mee,’ zeiden de anderen. Ze stapten in de boot, maar de hele nacht vingen ze niets. 4Toen het al ochtend werd, stond Jezus op de oever, al wisten de leerlingen niet dat het Jezus was. 5Hij riep: ‘Hebben jullie soms iets te eten?’ ‘Nee,’ antwoordden ze. 6‘Gooi het net aan stuurboord uit,’ riep Jezus, ‘dan lukt het wel.’ Ze wierpen het net uit en er zat zo veel vis in dat ze het niet omhoog konden trekken. 7De leerling van wie Jezus hield zei tegen Petrus: ‘Het is de Heer!’ Zodra Simon Petrus dat hoorde, schortte hij zijn bovenkleed op – meer had hij niet aan – en sprong in het water. 8De andere leerlingen kwamen met de boot en sleepten het net vol vis achter zich aan. Ze waren niet ver van de oever, ongeveer tweehonderd el. 9Toen ze aan land kwamen zagen ze een vuurtje met vis erop en brood. 10Jezus zei: ‘Breng ook wat van de vis die jullie net gevangen hebben.’ 11Simon Petrus ging weer aan boord en trok het net aan land. Het zat vol grote vissen, welgeteld honderddrieënvijftig, en toch scheurde het niet. 12Jezus zei tegen hen: ‘Kom, eet iets.’ Geen van de leerlingen durfde hem te vragen wie hij was, ze begrepen dat het de Heer was. 13Jezus nam het brood en gaf hun ervan, en hij gaf hun ook vis. 14Dit was al de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verscheen nadat hij uit de dood was opgestaan.
15Toen ze gegeten hadden, sprak Jezus Simon Petrus aan: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je mij lief, meer dan de anderen hier?’ Petrus antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Hij zei: ‘Weid mijn lammeren.’ 16Nog eens vroeg hij: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je me lief?’ Hij antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Jezus zei: ‘Hoed mijn schapen,’ 17en voor de derde maal vroeg hij hem: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van me?’ Petrus werd verdrietig omdat hij voor de derde keer vroeg of hij van hem hield. Hij zei: ‘Heer, u weet alles, u weet toch dat ik van u houd.’ Jezus zei: ‘Weid mijn schapen. 18Waarachtig, ik verzeker je: toen je jong was deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde, maar wanneer je oud wordt zal een ander je handen grijpen, je je gordel omdoen en je brengen waar je niet naartoe wilt.’ 19Met deze woorden duidde hij aan hoe Petrus zou sterven tot eer van God. Daarna zei hij: ‘Volg mij.’
20Toen Petrus zich omdraaide zag hij dat de leerling van wie Jezus hield hen volgde – de leerling die zich tijdens de maaltijd naar Jezus toegebogen had om te vragen wie het was die hem zou verraden. 21Toen Petrus hem zag vroeg hij Jezus: ‘En wat gebeurt er met hem, Heer?’ 22Maar Jezus antwoordde: ‘Het is niet jouw zaak of hij in leven blijft totdat ik kom. Maar jij moet mij volgen.’ 23Op grond van deze uitspraak hebben sommige broeders en zusters gedacht dat deze leerling niet zou sterven, maar Jezus had niet gezegd: ‘Hij zal niet sterven,’ maar: ‘Het is niet jouw zaak of hij in leven blijft totdat ik kom.’
24Het is deze leerling die over dit alles getuigenis aflegt, en het ook heeft opgeschreven. Wij weten dat zijn getuigenis betrouwbaar is. 25Jezus heeft nog veel meer gedaan: als al zijn daden, een voor een, opgeschreven zouden worden, zou de wereld, denk ik, te klein zijn voor de boeken die dan geschreven moesten worden.

Psalm 139: 1, 2, 14 “Heer, die mij ziet zoals ik ben”
1 Heer, die mij ziet zoals ik ben,
dieper dan ik mijzelf ooit ken,
kent Gij mij, Gij weet waar ik ga,
Gij volgt mij waar ik zit of sta.
Wat mij ten diepste houdt bewogen,
’t ligt alles open voor uw ogen.

2 Gij zijt zo diep vertrouwd met mij:
wie weet mijn wegen zoals Gij?
Gij kent mijn leven woord voor woord,
Gij hebt mij voor ik spreek gehoord.
Ja overal, op al mijn wegen
en altijd weer komt Gij mij tegen.

14 Doorgrond, o God, mijn hart; het ligt
toch open voor uw aangezicht.
Toets mij of niet een weg in mij
mij schaadt en leidt aan U voorbij.
O God, houd mij geheel omgeven,
en leid mij op den weg ten leven.

Verkondiging

Liedboek Lied 83 “O, Heer blijf toch niet vragen”
1 O Heer, blijf toch niet vragen.
Gij weet dat ik U haat,
dat ik geen kruis wil dragen,
niet gaan waarheen Gij gaat.
O Heer, blijf toch niet vragen.

2 O Heer, heb mededogen.
Vraag toch niet weer. Gij weet
dat ik U steeds verloochen,
dat ik U steeds vergeet.
O Heer, heb mededogen.

3 Gij vraagt ten tweeden male.
Gij, Herder, spreekt zo zacht
van schapen die verdwalen
en kermen in de nacht.
Gij vraagt ten tweeden male.

4 Heer, blijf mij niet ontroeren.
Ik stond wel voor U klaar,
als ik een zwaard mocht voeren;
maar dit is mij te zwaar.
Heer, blijf mij niet ontroeren.

5 Ten derden male vraagt Gij.
Gij laat niet van mij af.
Mijn haat, mijn opstand draagt Gij,
begraaft ze in uw graf.
Ten derden male vraagt Gij.

6 Gij weet toch alles, Here.
Ik heb U lief. Gij weet:
liefde zal mij verteren,
zelfs als ik U vergeet.
Gij weet toch alles, Here.

7 O Heer, vraag altijd verder.
Uw liefde triomfeert.
Huurlingen worden herder.
Het offerlam regeert.
O Heer, vraag altijd verder.

Dankgebed en voorbeden, stil gebed, “Onze Vader”

Aankondiging collecte

Slotlied Hemelhoog lied 728 “Jezus leeft in eeuwigheid”
Jezus leeft in eeuwigheid,
Zijn sjaloom wordt werkelijkheid.
Alle dingen maakt Hij nieuw.
Hij is de Heer van mijn leven.

Straks als er een nieuwe dag begint,
en het licht het van het duister wint,
mag ik bij Hem binnengaan,
voor Zijn troon gaan staan.
Hef ik daar mijn loflied aan:

Jezus leeft in eeuwigheid,
Zijn sjaloom wordt werkelijkheid.
Alle dingen maakt Hij nieuw.
Hij is de Heer van mijn leven.

Straks wanneer de grote dag begint,
en het licht voor altijd overwint,
zal de hemel opengaan,
komt de Heer er aan.
heffen wij dit loflied aan:

Jezus komt in heerlijkheid,
Zijn sjaloom wordt wereldwijd.
Alle dingen maakt Hij nieuw.
Hij is de Heer van ons leven.

Zegen met gezongen amen

Last modified: 20 april 2021