Welkom en mededeling

Aanvangslied: Lied 210: 1, 2 (Hemelhoog)
1 Zo lief had God de Vader ons,
dat Hij zijn eigen Zoon zond
tot heil van ons gebroken hart,
omdat Hij ons zo kostbaar vond.
Hoe diep en schrijnend was Gods pijn
toen Hij zijn Zoon zo lijden zag.
Toch is het Jezus bloed dat ons
weer dicht in zijn nabijheid bracht.

2 O, zie de mens daar aan het kruis,
met al mijn schuld beladen;
beschaamd hoor ik mijn eigen stem
Hem loochenen en smaden.
Het was mijn zonde die Hij droeg,
totdat Hij riep: ‘Het is volbracht!’
Zijn laatste adem bracht mij hoop,
zijn sterven werd mijn levenskracht.

Stil gebed

Votum en groet

Zingen: Psalm 89: 7, 8
7 Hoe zalig is het volk dat U de lofzang zingt,
dat uitbreekt in gejuich als de bazuin weerklinkt.
Uw lichtend aangezicht zal altijd hen geleiden.
Zij zullen in uw naam zich dag aan dag verblijden,
zij gaan in vrede voort, zij wandlen voor uw ogen,
want uw rechtvaardigheid zal hen voorgoed verhogen.

8 Gij, HERE, die de glans van onze sterkte zijt,
geeft luister aan uw volk, en hoge heerlijkheid.
Uw welgevallen doet ons grote dingen wagen
en met geheven hoofd de kroon der ere dragen.
Gij Heilge Israëls, Gij zelf hebt ons ten leven
een koning naar uw wil, een schild van heil gegeven.

Geloofsbelijdenis

Zingen: Gezang 180: 1, 4, 6
1 Gethsémane, die nacht moest eenmaal komen.
De Heiland heeft bewust die weg genomen.
Hij laat zijn doel niet los, wijkt niet terzijde,
aanvaardt het lijden.

4 Laat Vader, deze beker Mij voorbijgaan;
waar zijn de englen die Mij kunnen bijstaan?
Maar, zo Ik niet dit lijden mag ontvlieden,
uw wil geschiede.

6 In angst en tranen werd zijn strijd gestreden.
Toen kon Hij toebereid naar voren treden.
De duisternis kon, wat zij mocht verzinnen,
Hem niet verwinnen.

Gebed om de verlichting met de Heilige Geest

Schriftlezing: Johannes 12: 20-36 (HSV)
20 Nu waren er enkele Grieken onder hen die gekomen waren om op het feest te aanbidden. 21 Die dan gingen naar Filippus, die van Bethsaïda in Galilea afkomstig was, en vroegen hem: Heer, wij willen Jezus graag zien. 22 Filippus kwam en zei het tegen Andreas, en Andreas en Filippus zeiden het op hun beurt tegen Jezus. 23 Maar Jezus antwoordde hun: Het uur is gekomen dat de Zoon des mensen verheerlijkt zal worden. 24 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als de tarwekorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen, maar als hij sterft, draagt hij veel vrucht. 25 Wie zijn leven liefheeft, zal het verliezen, en wie zijn leven haat in deze wereld, zal het behouden tot het eeuwige leven. 26 Als iemand Mij dient, laat hij Mij volgen, en waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn. En als iemand Mij dient, zal de Vader hem eren. 27 Nu is mijn ziel in beroering en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit dit uur! Maar hierom ben Ik in dit uur gekomen. 28 Vader, verheerlijk Uw Naam. Er kwam dan een stem uit de hemel: En Ik heb Hem verheerlijkt en Ik zal Hem opnieuw verheerlijken. 29 De menigte dan die daar stond en dit hoorde, zei dat er een donderslag geweest was. Anderen zeiden: Een engel heeft tot Hem gesproken. 30 Jezus antwoordde en zei: Niet voor Mij is deze stem er geweest, maar voor u. 31 Nu wordt het oordeel over deze wereld voltrokken, nu zal de vorst van deze wereld buitengeworpen worden. 32 En Ik, als Ik van de aarde verhoogd ben, zal allen naar Mij toe trekken. 33 En dit zei Hij om aan te duiden welke dood Hij zou sterven. 34 De menigte antwoordde Hem: Wij hebben uit de wet gehoord dat de Christus tot in eeuwigheid blijft. En hoe kunt U dan zeggen dat de Zoon des mensen verhoogd moet worden? Wie is die Zoon des mensen? 35 Jezus dan zei tegen hen: Nog een korte tijd is het licht bij u; wandel zolang u het licht hebt, opdat de duisternis u niet overvalt. En wie in de duisternis wandelt, weet niet waar hij heen gaat. 36 Zolang u het licht hebt, geloof in het licht, opdat u kinderen van het licht mag zijn. Deze dingen sprak Jezus. En Hij ging weg en verborg Zich voor hen.

Zingen: Psalm 24: 3, 4
3 God is hem zegenrijk nabij,
in ’t recht des HEREN wandelt hij,
de God des heils zal hem verblijden.
Een nieuw geslacht gaat op in ’t licht
en zoekt des HEREN aangezicht,
Jakob, het volk dat Hij zal leiden.

4 Gij poorten, heft uw hoofd omhoog,
aloude deur, maak wijd uw boog,
laat uw verheven koning binnen.
Wie is die vorst zo groot in eer,
die sterke held? Het is de HEER,
die alle macht kan overwinnen.

Tekst voor de verkondiging:
Heer, wij willen Jezus graag zien

Johannes 12: 21b

Verkondiging.

Zingen: Psalm 27: 1, 4
1 Mijn licht, mijn heil is Hij, mijn God en HERE!
Waar is het duister dat mij onheil baart?
Mijn hoge burcht is Hij, niets kan mij deren,
in zijn bescherming ben ik wel bewaard!
Of zich de boosheid tegen mij verbindt
en op mij loert opdat zij mij verslindt,
ik ken geen angst voor nood en overval:
het is de HEER die mij behouden zal!

4 Zoals Gij eenmaal mijn geroep verhoorde,
zo spreek weer tot uw knecht en geef hem licht.
Mijn hart zegt stil de liefelijke woorden
die Gij eens zeide: `Zoek mijn aangezicht’.
Uw aangezicht, ik wil het zoeken, HEER!
Verberg het niet, beproef mij niet te zeer!
Ik hoop geen heil dan Gij voor mij bewaart,
ik smacht naar ’t uur dat Gij U openbaart!

Gebed

Collecte

Zingen: Gezang 323: 3, 8
3 Gaarne laat ik varen alle ijdelheden,
alle aardse vreugd en vrede.
Wil en wens begeeft mij, ziel en lijf en leven
zij geheel aan U gegeven.
Ja Gij zijt voor altijd
onze God en Here.
U zij lof en ere.

8 Heer kom in mij wonen, zij mijn hart en leven,
U ten heiligdom gegeven.
Gij die zo nabij zijt, wend mij toe uw wezen,
dat Ge in mij uw beeld moogt lezen.
Waar ik ga, zit of sta,
laat mij U aanschouwen
met een stil vertrouwen.

Zegen

Last modified: 27 maart 2021