Intochtslied Psalm 68: 1 en 2

  1. God richt zich op, de vijand vlucht;
    zijn haters voor zijn aangezicht,
    als rook zijn zij verdreven.
    Zij zijn als was in deze vlam,
    zijn woede heeft hen, waar Hij kwam,
    ten dode opgeschreven.
    Maar de getrouwen zijn verblijd.
    zij staan voor Hem in vrolijkheid,
    zij zijn verrukt van vreugde.
    Zingt God en speelt zijn naam ten prijs,
    zingt Hem op een verhoogde wijs
    om wat uw hart verheugde.
  2. Draagt op een lied, aan Hem gewijd
    die spoorslags op de wolken rijdt;
    hoog is de Naam verheven!
    Hij, vader van ’t verweesde kind,
    bij wie een vrouw bescherming vindt
    in haar vereenzaamd leven.
    Hij, Here in zijn heiligdom,
    doet wie verlaten was, weerom
    het samenzijn ervaren.
    Wie was gevangen wordt bevrijd,
    maar Hij verbant in eenzaamheid
    al wie weerspannig waren.

Stil gebed – Votum – Groet

Thema Wat deed jij om Mijnentwil?

Zingen Psalm 146: 1 en 4

  1. Zing, mijn ziel, voor God uw Here,
    zing die u het leven geeft.
    Zing, mijn ziel, uw God ter ere,
    zing voor Hem zo lang gij leeft.
    Ziel, gij zijt geboren tot
    zingen voor den Heer uw God.
  2. Aan wie hongert geeft Hij spijze,
    aan verdrukten recht gericht.
    Wie geboeid zijn, Hij bevrijdt ze,
    blinden geeft Hij het gezicht.
    Hij geeft den gebukten moed
    en heeft lief wie zijn wil doet.

Geloofsbelijdenis

Zingen Psalm 121: 1 en 4

  1. Ik sla mijn ogen op en zie
    de hoge bergen aan, waar komt mijn hulp vandaan?
    Mijn hulp is van mijn Here, die
    dit alles heeft geschapen. Mijn herder zal niet slapen.
  2. De Heer zal u steeds gadeslaan,
    Hij maakt het kwade goed, Hij is het die u hoedt.
    Hij zal uw komen en uw gaan,
    wat u mag wedervaren, in eeuwigheid bewaren.

Gebed

Bijbellezing Mattheüs 25:31-46
31Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen, zal hij plaatsnemen op zijn glorierijke troon. 32Dan zullen alle volken voor hem worden samengebracht en zal hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt; 33de schapen zal hij rechts van zich plaatsen, de bokken links. 34Dan zal de koning tegen de groep rechts van zich zeggen: “Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is. 35Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, 36ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.” 37Dan zullen de rechtvaardigen hem antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven? 38Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen, u naakt gezien en gekleed? 39Wanneer hebben wij gezien dat u ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar u toe gekomen?” 40En de koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.” 41Daarop zal hij ook de groep aan zijn linkerzijde toespreken: “Jullie zijn vervloekt, verdwijn uit mijn ogen naar het eeuwige vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen. 42Want ik had honger en jullie gaven mij niet te eten, ik had dorst en jullie gaven me niet te drinken. 43Ik was een vreemdeling en jullie namen mij niet op, ik was naakt en jullie kleedden mij niet. Ik was ziek en zat in de gevangenis en jullie bezochten mij niet.” 44Dan zullen ook zij antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien of dorstig, als vreemdeling of naakt, ziek of in de gevangenis, en hebben wij niet voor u gezorgd?” 45En hij zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie voor een van deze onaanzienlijken niet gedaan hebben, hebben jullie ook voor mij niet gedaan.” 46Hun staat een eeuwige bestraffing te wachten, de rechtvaardigen daarentegen het eeuwige leven.’

Zingen Gezang 471: 1, 2 en 3

  1. Ik heb gejaagd, wel jaren lang,
    om goed en vroom te leven,
    maar ’t werd mijn ziele toch te bang,
    mijn werken kon niets geven.
    Ik had mijn hart er toe gezet,
    om alles te beproeven,
    mijn zonden hebben ’t mij belet,
    dit doet mij zeer bedroeven.
  2. Ik ben verdoold op deze jacht
    en werd door waan bedrogen.
    ‘k Had van mijn deugden veel verwacht,
    ’t heeft alles mij belogen.
    Ik had mijzelve slechts bemind
    en ijdelheid verkoren.
    Dit jagen heeft mij zo verblind,
    dat alles is verloren.
  3. O Jesu, Heer, ik bid tot U
    uit al mijns harten gronde:
    verlos mij van mijn zonden nu
    en voortaan te aller stonde,
    opdat ik met een zuiver oog
    in uw genade schouwe,
    en dat uw Geest mij leren moog’
    hoe ik U dien’ met trouwe.

Verkondiging

Zingen Hemelhoog 719: 1 en 2

  1. Eens zal op de grote morgen,
    klinken het bazuingeschal,
    dan zal Jezus wederkomen,
    als de rechter van ’t heelal.
    Wie zal op die grote morgen,
    buigen voor die Majesteit?
    Wie zal op die grote morgen,
    vluchten voor die heerlijkheid.
  2. Eens zal op de grote morgen
    ’t mensdom zwijgen eind’lijk stil:
    dan zal Jezus Christus vragen:
    ‘Wat deed u om mijnentwil?’
    Wie zal op die grote morgen,
    buigen voor die Majesteit?
    Wie zal op die grote morgen,
    vluchten voor die heerlijkheid.

Gebed

Collecte

Zingen Gezang 300: 1 en 3
1 Eens, als de bazuinen klinken,
uit de hoogte, links en rechts,
duizend stemmen ons omringen,
ja en amen wordt gezegd,
rest er niets meer dan te zingen,
Heer, dan is uw pleit beslecht.

3 Roep de doden tot getuigen
dat Gij van oudsher regeert,
roep hen die men dwong te zwijgen,
die de wereld heeft geweerd,
richt omhoog wat wist te buigen,
kroon wat aanzien heeft ontbeerd.

Zegen

Last modified: 17 november 2020